Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen
Het recht op vakantie

Hoe lang duurt de jaarlijkse vakantie voor arbeiders?

Het recht op vakantie wordt verschillend berekend naargelang de werknemer een bediende of een arbeider is. Ontdek hier hoe het recht op vakantie wordt berekend voor arbeiders.

Laatst bijgewerkt op 12 januari 2024

Principe

Het recht op vakantie wordt berekend op basis van de effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties die tijdens het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vakantie opgenomen wordt, verricht werden.

Zo heeft een werknemer die heel het jaar 2023 (vakantiedienstjaar) voltijds als loontrekkende gewerkt heeft, in 2024(vakantiejaar) recht op 20 of 24 vakantiedagen naargelang zijn wekelijkse arbeidsregeling zich over 5 of 6 dagen uitstrekt, wat met 4 vakantieweken in zijn arbeidsregeling overeenstemt.

Bepaling van het aantal vakantiedagen

De duur van de jaarlijkse vakantie is afhankelijk van het aantal effectief gepresteerde dagen en/of het aantal gelijkgestelde dagen dat gedurende het vakantiedienstjaar aan de RSZ werd aangegeven.  Deze duur wordt aangeduid op het “vakantieattest” dat de arbeiders van hun vakantiekas ontvangen.

Om het aantal vakantiedagen te bepalen, verwijzen we naar de samenvattende tabel hieronder.  Deze tabel gebruikt de 5-dagen voltijdse werkweek als standaardstelsel.

Samenvattende tabel

Totaal aantal normale werkelijke arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen

Aantal wettelijke vakantiedagen
(standaard uitgedrukt in het voltijds 5-dagenstelsel)

231 en meer

20

221 tot 230

19

212 tot 220

18

202 tot 211

17

192 tot 201

16

182 tot 191

15

163 tot 181

14

154 tot 162

13

144 tot 153

12

135 tot 143

11

125 tot 134

10

106 tot 124

9

97 tot 105

8

87 tot 96

7

77 tot 86

6

64 tot 76

5

48 tot 63

4

39 tot 47

3

20 tot 38

2

10 tot 19

1

0 tot 9

0

Wat met deeltijdse arbeiders?

Voor de deeltijdse arbeiders of de arbeiders die niet in het 5-dagenstelsel tewerkgesteld zijn, gebeurt de omzetting aan de hand van de formule A x 5/R x Q/S, waarbij:

  • A = het aantal gedurende het vakantiedienstjaar door de werknemer gewerkte en gelijkgestelde dagen in een bepaald arbeidsstelsel
  • R = het gemiddeld aantal dagen per week dat de werknemer in het vakantiedienstjaar geacht wordt te werken op basis van zijn contract
  • Q = het gemiddeld aantal uren per week dat de werknemer in het vakantiedienstjaar geacht wordt te werken op basis van zijn contract
  • S = het gemiddeld aantal uren per week dat een voltijdse werknemer in het vakantiedienstjaar geacht wordt te werken

Voorbeeld: De werknemer werkt in een 6-dagenweek (R).  De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 40 uur (S), maar de werknemer werkt halftijds (Q). De formule is dan: 313 x 5/6 x 20/40 = 130,45 (het resultaat wordt steeds berekend tot 2 decimalen na de komma).

De resultaten van alle verschillende tewerkstellingssituaties van de werknemer worden bij elkaar opgeteld en het eindresultaat wordt afgerond naar de lagere eenheid indien het resultaat na de komma lager is dan 50 en naar de hogere eenheid indien het resultaat na de komma 50 of meer bedraagt.

In ons voorbeeld bekwamen we een resultaat van afgerond 130 dagen.  De werknemer zal volgens de standaardtabel dus recht hebben op 10 dagen vakantie.  Vervolgens moet dit aantal vakantiedagen omgezet worden in zijn reële arbeidsregime van 6 dagen per week: 10 x 6/5 = 12 voltijdse dagen, wat voor de werknemer overeenkomt met 80 uur (12 x 6,66[1] = 80).

[1] Gemiddelde arbeidsduur per dag voor een voltijdse werknemer (40/6).

Alle artikelen over Het recht op vakantie